Ein Deutsches Requiem
Johannes Brahms
Als Johannes Brahms in de winter van 1865 een telegram krijgt met de mededeling dat zijn moeder een beroerte heeft gehad, gaat hij meteen op reis om bij haar te kunnen zijn. Zo'n anderhalve eeuw geleden ging dat natuurlijk niet zo gemakkelijk als nu. Er reden al wel treinen, maar nog geen auto's, en de reis duurt dan ook lang. Brahms komt te laat: bij aankomst is zijn moeder gestorven. Hij is er kapot van. Om zijn verdriet te verwerken begint hij een paar maanden later met het componeren van een requiem.
Zo'n requiem of dodenmis is een (vaak gezongen) katholieke kerkdienst waarin wordt gebeden voor de eeuwige rust van een overledene. Of de gestorvene die eeuwige rust ook krijgt, spreekt overigens niet vanzelf. Een requiem bevat namelijk nogal wat stukken waarin gedreigd wordt met de hel, het eeuwige zielevuur, en de gruwelen van het laatste oordeel.
Brahms vindt de Latijnse tekst van de mis te streng, en hij vindt ook dat de boodschap ervan te veel op de doden is gericht. Hij gaat op zoek naar woorden die de levenden, de nabestaanden kunnen troosten. Die vindt hij in de Duitse vertaling van de bijbel. Hij zet ze op muziek en noemt het werk Ein Deutsches Requiem, maar eigenlijk, zo schrijft hij later, had hij het "Een menselijk requiem" willen noemen.
Als Brahms de eerste drie delen af heeft, vraagt een bevriende dirigent hem of hij ze alvast mag uitvoeren. Brahms voelt er niet zo veel voor, maar omdat het een concert voor een klein publiek van kenners is, laat hij zich toch overhalen. Het wordt een ramp. De eerste twee delen gaan nog wel goed, maar in het derde deel gaat de paukenist compleet uit zijn dak. Hij slaat zo hard op zijn instrument dat de rest van de muziek nauwelijks meer te horen is. Later blijkt dat hij de muzikale aanwijzingen verkeerd begrepen heeft, maar dan is het al te laat. Het boegeroep is niet van de lucht, en na afloop van het concert wordt er alleen nog maar gepraat over dat "heidense lawaai van het slagwerk."
Een jaar later gaat het volledige werk in première in een kathedraal met 2500 man publiek. Brahms dirigeert dit keer zelf, en deze uitvoering is wél een daverend succes. Het publiek is zelfs zo enthousiast dat er meteen een tweede uitvoering wordt georganiseerd. Binnen een paar jaar is Ein Deutsches Requiem overal in Duitsland en Oostenrijk te horen en bereikt het zelfs Parijs, Londen, en St. Petersburg. In het leven van de componist is dit een keerpunt. Zijn composities hebben nooit veel waardering gekregen. Nu is in één klap zijn naam gevestigd.
Brahms schreef "Ein Deutsches Requiem" voor twee solisten, groot koor en orkest. Het werk bestaat uit zeven delen. Het eerste deel begint heel zacht met brede statige melodieën. Eerst speelt alleen het orkest, dan zingt het koor: "Zalig zijn zij die rouwen, want zij zullen getroost worden." Het tweede deel vertelt je geduldig te wachten op wat komen gaat, want eens zal het eeuwige geluk komen, en zal alle pijn en lijden verdwijnen. Het deel begint met een soort dodendans, en eindigt in een bijna hemelse rust. In het derde deel bidden de mannelijke solist, de bariton, en het koor tot God. Het vierde deel is een lieflijke beschrijving van de hemel.
In het vijfde deel komt het duidelijkst naar voren dat Brahms het requiem schreef als aandenken aan zijn moeder. De vrouwelijke soliste, de sopraan, zingt: "Ik zal je troosten als iemand die door zijn moeder wordt getroost." Het zesde deel beschrijft het leven na de dood. Alles zal anders zijn, zonder angst. Triomfantelijk klinkt de vraag: "Dood, waar is je angel, Hel, waar is je overwinning?" Het laatste deel eindigt zoals het eerste begint, met het woord Zalig (Selig). Tranendruppels in de harp begeleiden de dode naar een prachtige en kalme eeuwigheid.